Een verslag van 8 dagen bochten

Dag 1 Dag 2 Dag 3 Dag 4 Dag 5 Dag 6 Dag 7 Dag 8 Epiloog

Inleiding

Ons gezin telt twee dochters, mijn vrouw en ikzelf. Vanwege de zorg voor de kinderen enerzijds en onze drang naar vakanties anderzijds had ik al eens een week alleen met vrienden een reis naar de VS gemaakt en had mijn vrouw al eens solo een skivakantie met vrienden gemaakt. In 2001 maakte mijn vrouw plannen om in het voorjaar van 2002 weer te gaan skiën met vrienden en stelde voor dat ik op mijn beurt maar een maand later met andere vrienden zou gaan. . . .
 
Nu ben ik nogal gek van motorrijden en had in 2001 meerdere tochtjes en tochten gemaakt met en zonder vrienden. Vooral de ritten in de heuvels en bergen van de Ardennen, Eiffel, Sauerland en Westerwald waren geweldig, maar ook de zondagochtend ritten over de dijken en boswegen in onze omgeving bevallen mij altijd goed. Omdat ik ook huisvader ben duren deze ritten altijd te kort. En nu werd me de mogelijkheid geboden om een week lang (!!) buitenshuis activiteiten te ontplooien. En dan gaat motorrijden voor skiën. Echt waar.
 
In het verleden hebben we vaak vakantie doorgebracht in de bergen van Frankrijk, Oostenrijk, Italië en Zwitserland. Vaak reden we daar met de auto over prachtige bochtige wegen. Genietend van het uitzicht maar ook met kromme tenen omdat ik liever op het zadel van een motor zat in plaats van in een auto. En nu werd me de mogelijkheid geboden om een week lang (!!) met een motor al deze wegen te herontdekken.
 
Inmiddels was het dus november 2001, de dagen kort en de avonden lang. Ik zat te popelen van ongeduld. De voorpret was begonnen. De Alpentoer was aanstaande.
 
De planning
De Bosatlas gepakt en met een grove vinger vijf plakkertjes geplakt zodat de Alpen van Oostenrijk tot en met Frankrijk afgedekt werden.

 
Vervolgens de wegenkaarten gepakt en een indicatie gemaakt van stopplaatsen. De eerste planning werd:
 
  • Zaterdag van Duiven naar Kempten, de grens van Duitsland en Oostenrijk, de noordelijke zijde van de Alpen.
  • Zondag door Oostenrijk naar Pergine, de onderzijde van de Alpen in Italië.
  • Maandag naar Chiavenna, het zuiden van Zwitserland.
  • Dinsdag van Zwitserland naar Courmayeur, de oostzijde van Frankrijk en de westzijde van de Alpen.
  • Woensdag naar het zuiden, naar Bourg d’Oisans, door de oostzijde van de Franse Alpen
  • Donderdag boven Zwitserland om naar Belfort, de bovenzijde van de Alpen en de onderzijde van de Elzas.
  • Vrijdag zou ik dan doorrijden naar hetzij de Eifel, de Harz, of het Sauerland waar ik dan mijn “motorweekend” kameraden zou ontmoeten voor een afsluitend feestweekend.
 
Het zou allemaal ietsjes anders lopen.
 
De verandering
Mijn baan hield in april 2002 op te bestaan, vanwege het faillissement van mijn werkgever. Dus even de hand op de knip en de plannen bijstellen.
Het bijstellen betekende een trip van woensdag via de Rijn en Moesel naar Mengerskirchen waar ik bij mijn Pa kon logeren, op donderdag vervolgens een rit door het Odenwald en door Spessart terug naar Mengerskirchen, op vrijdag vervolgens door het Westerwald naar de Eifel. In Adenau ontmoette ik mijn kameraden voor het jaarlijkse motorweekend. Feesten dus en toch bijzonder fijn (en sportief) gereden.
 
Het plan voor de Alpentoer verschoof dus van 2002 naar 2003, het plan voor de route veranderde niet echt. Alleen zag het er naar uit dat er geen gezamenlijk motorweekend zou komen, dus de laatste dagen werden facultatief. Wel kon ik nu een datum prikken voor deze éénmalige week. Het werd de laatste week van juni 2003, van 21 tot 29 juni.
 
Nog even
In de laatste weken en dagen voor de geplande week heb ik de motor klaargemaakt. Dat betekende slechts nieuwe banden en een algemene check-up. O-ja. Een TDM staat bekend om de wind wervelingen rond de kuip en de kuipruit met de bijkomende herrie tijdens het rijden. Daar heb ik iets aan gedaan door het originele ruitje te verwijderen en te vervangen door een geknikt stuk Polycarbonaat waardoor een klein spits ruitje ontstaat. Dit is vele malen stiller en gerieflijker dan ik ooit had durven hopen. Alleen boven de 160 km/uur heb je iets meer druk op de borst, maar normaliter rij je bochtige wegen met een TDM, snelwegracen doe je maar met een R1, een GSRX of zoiets buikschuiverigs.
 
Op het laatst nog een handige tanktas gekocht en zo’n set handige vacuum plasticzakken. Al het spul voor een hele week, ik zal niet kamperen maar in hotels of zimmer-frei slapen, inclusief kaarten, gereedschap en drinken, zat dus in een kleine weekendtas van 7 kilo en een tanktas van 3 kilo.
Het begin.

Eindelijk is het zo ver. Vrijdag 20 juni pak ik de tassen op de motor en zet deze afgetankt in de garage. Zelf slaap ik prima en sta de 21e om 7.00 uur op. Eet een beetje, smeer wat brood en haal de motor uit de garage.


Vrouw en kinderen geeuwen me aan en geven een kus. Oordoppies in, helm op, handschoenen aan, laars over het zadel en starten maar. Even kloppen op mijn borstzak om te controleren of ik mijn portemonnee bij me heb, ja dus. Nog even zwaaien en ik ben onderweg. 

 

<Terug>

 

Dag 1 Van Duiven naar Reutte (Oostenrijk)

De eerste meters warm ik rustig de banden op door de motor heen en weer te sturen. Op weg naar de snelweg even naar de lucht kijken om te checken wat voor weer het wordt vandaag. Het is nu 17 tot 18 graden. En dat om iets voor achten. Hoewel het de afgelopen week grijzig was en niet al te warm, is voor vandaag de voorspelling precies wat ik hoopte: droog en 25 graden. En het ziet er naar uit dat de voorspelling gaat uitkomen.

Na 3 minuten van huis draai ik de A12 op richting Oberhausen. De eerste paar uur zal ik de snelweg A12 / A3 naar Oberhausen, vervolgens zuidelijk naar Frankfurt volgen. In Duitsland glij ik met rond de 140 op de teller rustig zuidwaarts. Mijn eigenbouw scherm voldoet zo goed dat ik bij deze snelheid de motor zelf hoor zoemen.

 

Autobahn

Deze eerste 300 kilometer heb ik al zo vaak gereden, alleen niet zo vaak met een motorfiets. Daarom kan ik volop van het uitzicht genieten. Half op de automatische piloot passeer ik Frankfurt op weg naar Darmstadt. Bij Frankfurt stop ik om te tanken en spreek daar een vijftal Duitse motorrijders (diverse BMW’s en een Yamaha FJR1300) die net als ik van plan zijn om dit weekend de Fernpaß te passeren. Zij willen met hun toerbuffels één en al snelweg rijden, mijn idee is het om juist zoveel mogelijk binnendoor de B-wegen te gebruiken. We wensen elkaar veel plezier.

 

Odenwald

De avond voordat ik wegreed heb ik de kaart van het Odenwald in het plastic vak van mijn tanktas geschoven, met een klein briefje dat ik maar mijn Roadbook noem.

Deze eerste B-weg fase van mijn trip toont de volgende regels:

A5 Bensheim

B47 ri Lindenfels, Michelstadt

B45 Beerfelden, Eberbach, Mosbach

B27 Neckarzimmern, Gundelsheim, Neckarsulm

 

De eerste 10 kilometers door Bensheim en Lautertal zijn saai. 50 Kmh wegen en lintbebouwing. Maar dan wordt het beter. Stukken beter. Het Odenwald is een prima stuur gebied, lekker kronkelen, overzichtelijke stukken en wegen waar de automobilist nog ruimte heeft zodat hij motorrijders ruimte geeft.

De route die ik nam is min of meer een doorgaande route. Daarom kom ik er zeker nog een keer terug om ook die andere gele weggetjes een keer te ontdekken.

 

Schwaben

Na Neckarsulm neem ik de A6 richting Nürnberg om een paar kilometers te maken zodat ik snel weer in bergachtig terrein kom.

 

Op een parkeerplaats op de A6, tussen Heilbronn en Nürnberg, bij het tanken spreek ik 2 snelle Duitse motorrijders die via Ulm naar Karinthië willen. Ook voor hen alleen geplande snelwegen, geen binnendoor wegen. Ik wil juist zo snel mogelijk weer van de snelweg af en binnendoor. Dus ik schrijf snel een nieuw Roadbook blaadje:

B19 Schwäbisch Hall. Gaildorf, Schwäbisch Gmünd, Aalen

Dit is een route om te herhalen. Wat kun je in Duitsland toch een mooie routes ontdekken. En op zaterdag middag is het er lekker rustig ook nog.

 

Alpenblick

Na dit Baden-Württemberg evenement kies ik ervoor om weer even de snelweg te pakken, zoals ik ook gepland had. Het roadbook toont de regel:

A7 richting Ulm, Kempten, afslag 137 Mittelberg

Met 140-150 op de klok weer even kilometers maken. Opeens passeer je op de A7 tussen Memmingen en Kempten de tankstelle “Allgäuer Tor West” bij Dietmannsried. Deze tankstelle ligt op het hoogste punt waar de A7 twee heuvels doorsnijdt. En in de verte zie ik opeens de sneeuwbedekte toppen van de Alpen. Ik moet zeggen dat deze aanblik ongeveer 100% was waar ik de afgelopen 18 maanden van had gedroomd.

Nog een kleine 25 kilometer en dan de B310 richting Oberjoch.

 

Speelkwartiertje

Ik kan het niet laten. Al een half uur zie ik in de verte de hoge bergen die de komende week mijn speeltuin zullen zijn. Voordat ik een hotelletje ga zoeken moet en zal ik even van de bergwegen proeven. Eenmaal van de snelweg golft glooiend het grijze asfalt van de weg door het groene heuvellandschap van de Allgäu, met links en rechts hoge puisten rots.

De detailkaart op mijn tanktas dwingt me om de B308 een klein stukje richting Hindelang te volgen, daarna hetzelfde stukje weer terug. Dit kleine stukje weg met haarspelden en andere bochten is na al die snelweg een verademing. Afwisselend over 10 kilometer of zo toont het vergezichten op de bergen en rij je door kloven. Hoewel dit blijkbaar een bekend stukje weg is ben ik vol gemotiveerd en vol adrenaline. Het kost me geen moeite om heerlijk te straatvechten met auto’s en andere motoren. “Bochten moet je aanvallen,” sprak een vriend van me. Het wordt een best gevecht waarbij het binnen in mijn helm klinkt van “Pfff” bij het inhalen van vierwielers tot “Waauw!!!” bij het inhalen van einheimische motorrijders.

 

Na dit speelkwartiertje maak ik een klein rondje bergwegen. De B199 richting Oberjoch, door naar Grän, over de Gaicht Paß. Dan linksaf de B198 in Weißenbach richting Reutte. Dan bekruipt me de gedachte dat Reutte in Oostenrijk ligt. Tevoren was ik gewaarschuwd dat de politie in Oostenrijk streng is. En mijn BSM Vampire uitlaten zijn niet TÜV geprüft. . .

 

Politie

In Reutte ga ik eens kijken of er een slaapplaats te vinden is. Maar Reutte is meer een industriestadje dan een idyllisch dorpje. En plots slaat mijn hart een slag over. Voor me doemt een politiecontrole op. Ik zie dat ze al een Nederlandse motorfiets hebben aan de kant gehaald en een agent controleert de papieren. Een tweede agent houdt voor me een auto aan en wijst naar de berm. En ja hoor, ook ik krijg een stopteken. Een agent loopt naar de achterkant van mijn motor . . . en geeft me een teken om door te rijden. Meteen de stad uit, dus. In een tempo dat ik “rustig haasten” noem.

 

Einde van dag 1

Reutte verlaat ik noordwaarts via de B314 richting Füssen. Om een slaapplaats te vinden kies ik voor het idee van een klein Gasthaus in een klein dorp. Ik neem een afslag in Pflach, de weg leidt over een klein bergspoortje naar Pinswang. Nu wordt het toch wel tijd voor gastronomie. Bordjes wijzen naar een hotel-restaurant dat ik ervaar als een massa-hotel waar bovendien een feest aan de gang is. Dat was niet mijn idee van rustig slapen. Bovendien vraagt men 58€ voor een overnachting.

 

Dan maar weer verder.

 

In het volgende dorpje,  Oberpinswang, bestaande uit 17 huizen aan de voet van de voetpas naar Füssen, een oude romeinse handelsroute, biedt men mij onderkomst op een ruime rustige kamer voor 35€.

Hotel Oberpinswang

Er is geen garage voor de motor. Dat valt me tegen. Vervolgens wil ik de motor met mijn slot vastzetten. Dat valt hen tegen. Immers is in dit dorp nog nooit wat gestolen.

Snel ga ik even douchen, daarna bestel ik zo’n groot biertje, je kent ze wel. Ik zit op een terras onder bomen met een vergezicht richting bergen. Gauw maak ik een verslag in klad van deze dag.
 

Begin kilometerstand

38618

Eind kilometerstand

39460

Dagtotaal

842

 

 

           

 

 

Het eten bestaat uit een bijzonder smakelijke Zwitserse schnitzel en een biertje. Na het eten komen de wegenkaarten weer op tafel en maak ik een begin van de planning voor de volgende dag. In het begin van de avond maak ik nog even een wandeling van een uur richting berg en terug. Nog een biertje mee naar de kamer. En dan slapen. De eerste feestdag zit er op.

<Terug> 

Dag 2 Van Reutte naar Caldonazzo

Voor de meeste stervelingen is de zondag een dag van rust. Voor een kleiner aantal medemensen is de zondag een dag van familiebezoek, eten en misschien een wandelingetje. Als het dan ook nog een zonnige dag is verwacht de locale horeca ongetwijfeld goede omzet van hun terras.

De ochtend in Oberpinswang bij Reutte begint ook voor mij in gepaste rust bij het ontbijt. Ik neem lekker nog wat broodjes extra mee voor onderweg, uiteraard met goedkeuring van de moeder overste.

Fris geschoren en gedoucht stap ik in mijn motorpak en bevestig de tassen. Broembroemmm. 09.00 uur. Dag 2 is begonnen. En wat voor een dag zal het worden…..

Het eerste blaadje roadbook vermeldt kortweg:

B 314 Reutte – Lermoos

Fernpaß

189 na Nassereith links -> Obsteig / Telfs

Kruisen van de Autobahn

171 Pfaffenhofen -> Silz

186 Oetz (Ötztal)

Na Sölden over Timmelsjoch

Italië in via St Leonardo naar Merano

 

In praktijk betekent dit dat ik Reutte even geld ga pinnen en daarna de weg zoek naar Lermoos. Even tanken en wat olie halen en bijvullen. Hoewel het redelijk vroeg is, zo’n kwart over negen op zondagochtend, komen de eerste groepjes motorrijders al langs rijden.

Onderweg naar Lermoos geniet ik van de frisse lucht en de heldere hemel. Vergezichten te over. Omdat de weg glad en droog is verhoog ik automatisch de snelheid tot “gezwinde spoed”. Met dit tempo, en natuurlijk omdat ik alleen ben en geen rekening hoef te houden met een groep, haal ik met regelmaat kleine en grote groepen motorrijders in.

 

File!

Voorbij aan Lermoos kom ik op de Fernpaß. Dit is normaliter een pas waar vakantiegangers zich overheen manoeuvreren op weg naar skivakantie in de winter of zonvakantie in de zomer. Het is echter laagseizoen, de vakanties zijn niet begonnen. Het is zondag dus er is geen vrachtverkeer. Dat dacht ik dus. Ammehoela.

Het is nog vroeg maar het verkeer rijdt in file de pas op. En dan praat ik over : een auto, 6 motoren, 2 auto’s, 20 motoren, even een gaatje, 2 motoren, 2 auto’s en weer een groep van motoren. Kilometers achterelkaar. Ik ben werkelijk blij dat ik kan doorrijden. Gelukkig is er nauwelijks verkeer richting Duitsland zodat ik lekker kan opschieten met inhalen. Ik voel regelmatig de jaloerse blikken van automobilisten en motorgroepen in mijn rug prikken. Ja dooeeii.

 

 

Wintersport

Eenmaal bergaf verlaat ik de grote stroom en rij vanaf Nassereith linksaf naar Mötz. Daar ontwijk ik de snelweg omdat je daar een vignet voor nodig hebt. Parallel aan de snelweg bereken ik mijn voordeel en ga naar het Ötztal. Daar linksaf naar Sölden waar we al een paar keer wintervakantie vierden. Nu rij ik dezelfde bochten en haarspelden met een snorrende TDM binnen een fractie van de tijd die we de laatste keer met sneeuwkettingen nodig hadden.

 

Kent u dat? Dat tijdens het skiën van die bergbewoners met een meer dan absurde noodgang de zwarte piste komen afrazen?

Op weg naar Sölden rij ik 100-120 km en in de dorpen gewoon 50-60. Omdat er opeens een drietal GSRX’en of zoiets van links uit een dorpje komen denk ik dat het aardig is om aan te haken om te zien of ik er iets van kan leren.

Nr 1 en 2 van het groepje trekken af en toe een wheelie. Het zijn dus sportieve rijders, concludeer ik, en ik ga er even voor zitten. Het tempo ligt hoog: 140-160 tussen de dorpjes in gaat nog wel. Het is aanpoten voor m’n motor bij het accelereren maar qua bochten kan ik aardig meekomen. Maar om met 100 km door een dorp te sturen gaat me te ver en ik haak af.

 

Spitze!

Nu ik eenmaal gewend ben aan een iets hoger tempo beklim ik op rappe wijze de weg van Sölden naar Hochsölden op weg naar de pas die Oostenrijk van Italië scheidt: de Timmelsjoch. Omdat deze pas “Mautpflichtig” is, ofwel je moet tol betalen, staan zelfs wij als motorrijders in de rij te wachten voor de slagboom.

Eenmaal boven aangekomen is er een restaurant met een grote parkeerplaats. Daar zijn tussen de sneeuwresten 2 personenauto’s en 150 motorfietsen verzameld om van het uitzicht te genieten. Ze verkopen daar ook goulashsoep. Hoewel het pas 11.00 uur is smaakt deze lunch me uitstekend.

Als ik weer op weg wil wordt ik aangesproken door een Duitser die blijkbaar ook een TDM rijdt. Hij vraagt me naar het schermpje en verbaast zich over de grootte. Ook het geluid van mijn uitlaten waren hem opgevallen toen ik op weg naar boven gaste. We wensen elkaar goede reis.

 

Viva le via’s d’Italia

Boven op de Timmelsjoch staat midden op de weg een houten huisje met aan weerszijden een slagboom die slechts beperkt wordt bediend. Regelmatig is het weer er op deze hoogte zo slecht dat de weg niet eens begaanbaar is. Daarnaast sluit deze douane post ’s avonds om 20.00 uur. Ooit kwamen wij met de auto terug van vakantie in Pisa om 19.50 aan deze post. 10 minuten later en we hadden 25 kilometer moeten terugrijden naar St. Leonardo.

 

Deze afdaling van de Timmelsjoch naar St. Leonardo is met het heldere weer van vandaag een regelrechte belevenis. Wat een geweldig scherp contrast levert de zon met de sneeuw op de scherp gerande rotswanden. Het levert soms een beetje gevaar als je de onverlichte tunnels in- of uitrijdt. Dan maar voorzichtig doen.

 

Langzaamaan wordt het warmer. ’s Morgens vertrok ik bij 20˚C, tijdens de soep was het 18˚C, in 25 km naar St Leonardo wordt het toch wel boven de 25˚C. Tijd voor een stopje in Tirolo voor koffie en voor een nieuw roadbook blaadje.

Merano

S239 à Lana

Passo Palade / Gampenjoch

S42 à Bolzano (Mendola pas)

S12 Noord richting Ponte Gardena

S48 à Cortine d’Ampezzo

S203 à Aleghe / Algordo

S347 à Voltago / Gosaldo

Passo di Ceseda

S50 Passo di Rollo

Predazzo

S48 à Trento

Pergine, Christoforo

Het is 12.00 uur en het wordt inmiddels 30˚C. Dwars door Merano in deze hitte is niet echt leuk, gelukkig is er geen vrachtverkeer en kan ik de goed wegwijzers snel vinden.

 Meteen na Merano schiet ik weer de bergen in naar Lana naar de Passo Palade / Gampenjoch. We praten hier over de Dolomieten of Zuid-Tirol. Hier ziet het er af en toe Oostenrijks uit en spreken ze tweetalig. De wegen stralen ook iets tweetaligs uit: enerzijds is het asfalt van onberispelijke kwaliteit en dit asfalt is volgens de Italianen betaald dus het mag gebruikt worden. Automobilisten gaan ervan uit dat een achteropkomende motorrijder sneller is en dus gaat inhalen. En die file van vanmorgen is volledig verdwenen. Vrijheid!

 

Temperatuur

In de bergen is het gelukkig wat koeler dan in het hete Merano. Dit hoekje is blijkbaar onbekend bij veel mensen want hier is het echt rustig. Ik ben de koning te rijk en kan heerlijk sturen.

Met een bocht naar links kies ik voor de Mendola pas richting Bolzano. Mijn roadbook stelt voor om de SS12 te nemen, maar ik kies voor een stukje A22 tolweg. Want in het dal brandt de zon zo’n beetje de lak van de gevels. Met een gangetje van 140 spoed ik me naar de afslag naar het Grödental, ofwel Val Gardena. Op de snelweg doe ik even het scherm van mijn helm omhoog en meteen weer omlaag. Het lijkt wel of er een hete föhn op je gezicht blaast. Zo snel mogelijk de bergen weer in!

 

Brandstof

Het begin van de SS242 is een beauty. Ooit waren we hier voor een skivakantie, maar dit stuk weg kan ik me niet herinneren. Waarschijnlijk omdat we toen opeengepakt in een busje van trein naar hotel wereden vervoerd, na een nacht in de feest-treinstel. Na een groot aantal schaduwrijke bochten bergopwaarts komen de vergezichten weer in zicht. Ik kom door de dorpjes Ortisei, Wolkenstein, Santa Christina. Allemaal dorpjes die ik herinner van onze skivakantie 12 jaar geleden.

Nog langer geleden, zo kan ik me herinneren, had je benzine bonnen nodig om in Italië tegen gereduceerd toeristen tarief benzine te kunnen tanken. Mijn hedendaagse probleem bij het tanken is dat alle stations onbemande self-servizio stations zijn. En de automaten aldaar spreken alleen Italiaans en accepteren mijn betaalkaarten en creditcard niet. Nu kun je er ook euro biljetten in stoppen, maar mijn tankje zal steeds zo rond de 10 euro verbruiken, dus op zoek naar geldautomaat. Noch de eerste noch de tweede automaat geeft geen 10 euro biljetten uit. Dus dan maar 50 euro pinnen en ergens wisselen. Prompt geeft die automaat 2 biljetten van 20 en 1 van 10. Rarahoempapa, ’s lands wijs ’s lands eer. Ook met 10 euro biljetten hebben de selfservice pompen moeite. Het organiseren van tanken kost me minstens een uur. En dat bij een zonnige temperatuur van minstens 25 ˚C.

In een Duits ogende konditorei drink ik een halve liter water en een espressootje en ga verder, de S48 af richting het beroemde Cortina d’Ampezzo.

 

De lucht betrekt

Het zijn de oostelijke Dolomieten waar ik me nu bevindt. Onbekend gebied, maar reuzelekkere wegen. Na een tijdje kijk eens ik behalve naar het grijze asfalt ook een keertje naar boven. Ook grijs.

Wat? Grijs? Nu besef ik pas dat de warmte van vandaag inmiddels een drukkende warmte is geworden. Toevallig gaat de rit weer naar het westen waar ik vandaan kwam, dus dan zal het wel weer goed komen. . .

Plots zie ik een klein druppeltje op mijn vizier. En nog één. En dan een boel. De temperatuur daalt in hoog tempo. Mijn tempo neemt af. Want bergwegen in Italië tijdens een regenbui na een lange droge periode vertrouw ik nog minder dan een Siciliaan met een hoed en een zonnebril.

Ik draag alleen een leren pak dat niet waterdicht is. Moet ik nu werkelijk mijn regenbroek en –jas aantrekken? Vooruit dan maar, ik pak het kleine rolletje achter op mijn tas uit en kleed me aan en ga weer op weg. Een aantal druipend natte motorrijders komt me tegemoet. Ondanks de regen voel ik me toch een beetje winnaar. Maar dat duurt slechts een bergpas lang. Want net voorbij Predazzo verlaat ik de bossen en klaart de lucht op tot een zonnige 28 ˚C. Mensen kijken verwonderd op als ze een ingepakte regenrijder zien. Ze hebben gelijk. Nog geen kwartier later sta ik het rolletje regenpak weer in te pakken.

 

De laatste lootjes

Het is ongeveer 17.00 uur, al 8 uur ben ik aan het rijden en word een beetje moe. De zonnige warmte is teruggekeerd. Mijn geplande bestemming ligt aan het einde van een kronkelige weg 50 kilometer zuidwestelijk. Maar mijn wegenkaart is niet helemaal duidelijk dus rijd ik verkeerd. De bedoeling was de SP71 naar Trento. Gelukkig is via Ora de S48 naar Trento een bredere doorgaande weg zodat het lekker opschiet. Hoewel het ongeveer 20 kilometer langer is doe ik het ermee. Mijn billen beginnen te branden, mijn maag te knorren en mijn waterflesje is leeg. Ik ook.

 

Snel voorbij aan Trento via Pergine naar Christoforo naar Canale aan het meer van Caldonazzo. Dit dorp heeft een camping waar we vorig jaar geleden vakantie vierden. In Canale is één hotel aangegeven: Garni Karina. Dit is een normaal woonhuis, beetje uitgebouwd naar links en naar rechts. Een plank over een paar kratten en je hebt een bar. De kamer vol gezet met tafeltjes en je hebt een ontbijtkamer. In deze kamer staan 3 diepvrieskisten van diverse ijsfabrikanten.

Maar de tuin aan de achterzijde is fantastisch.

Ik vraag naar een kamer. In paniek kijken de man en vrouw van de Garni Karina elkaar aan en besluiten dat het 15 minuten duurt. Er moet zeker nog gestofzuigd worden. Dit geeft mij en de man des huizes de gelegenheid om de motor op de overdekte binnenplaats te zetten naast het hok van de waakhond.

Ik vraag een grote bier. Dat worden 2 flesjes in één glas. Ook goed.

Mijn kamer is klaar. Snel ga ik even douchen, pak mijn pen en papier en ga op weg naar het restaurant naast de camping, waar ze uitstekende pizza’s serveren. Daar aangekomen bestel ik een echte koude grote pils en geniet ervan. Gauw maak ik een verslag in klad van deze dag.

Begin kilometerstand

39460

Eind kilometerstand

40046

Dagtotaal

586

 

           

           

                                      



Vlakbij het restaurant is een soort Rock/Blues roadhouse waar ze vorig jaar elke avond live muziek hadden. Het roadhouse is er nog wel maar er is geen muziek meer. Ook goed, kan ik met een gerust hart naar bed.

In de ontbijtkamer hangt moeder des huizes uitgeteld over tafel en schrikt op van mijn binnenkomst. Zodra ik een stap op de trap zet richting mijn kamer hoor ik haar de boel afsluiten. Ze is opgebleven voor haar gast. Lief hè?.

 

Welterusten. Feestdag 2 is over en uit.

 <Terug>

Dag 3 Van Pergine naar Tschappina

Olie en zo
Een nieuwe dag, een nieuw geluid. Tijdens het opstaan merk ik al dat het weer een warme dag gaat worden. En het is pas half acht.
Even Italiaans ontbijten met knoflook worst en kaas op lekker vers witbrood. Sapje en koffie erbij dus snel nog even terug naar de kamer voor ontspanning.
 
’s Nachts had ik al even liggen woelen, want ik had nagelaten het oliepeil van de motor te controleren. Inmiddels heb ik al heel wat kilometers in redelijk tempo gereden dus er zal best wat olie bij moeten.
 
Ik laat de motor conform de handleiding 15 minuten stationair draaien en constateer dat het peilglaasje leeg blijft. Dus ga ik in zeer rustig tempo naar de dichtstbijzijnde brommer- en motorzaak bij Pergine om olie te halen en te tanken. Met deze 45 minuten vertraging is het al weer 9.30 uur en ik ben op weg.
 
Mijn roadbook voor vandaag luidt:
 
-> Caldonazzo
Calceranica Rechts
-> Vigoro, Mattarello
-> Trento
-> Monte Bondone
Cavedine à Dro
S45 à Tione, Passo di Tonale
S239 Madonna di Campiglio
S42 Ponte di Legno
S300 Passo di Gavia à Bormio
 
 
Westelijke Dolomieten
Het eerste deel van de dag is deels bekend terrein. Toen we in 2001 in deze omgeving vakantie hielden ben ik met de auto al eens op pad geweest om deze heerlijke wegen te ontdekken. Nu met de motor met het mooiste weer van de wereld is het zo mogelijk nog mooier. Eenmaal weg uit het dal van de rivier Adige, waar het al erg warm is, kom ik op een geweldige weg door een bosrijke omgeving. Het is de weg naar Monte Bondone en onderweg verandert het landschap snel van fruitbomen naar naaldbomen
 
Bijna botsing
Plots steekt er vlak voor me een hert over. Ik rem hard en mis het beest op een haartje. Da’s wel even schrikken, maar een unieke ervaring die precies past bij de omgeving.
 
Al klimmend verdwijnen de bomen om plaats te maken voor gras en rotsen, waarna ook skiliften in beeld komen van het gebied Trentino Alto Adige. Ik zet de motor even stil langs de weg om een slok water te nemen. De stilte is dan oorverdovend.
 
Ik ga weer onderweg richting Tione, langs fruitgaarden en groene akkers. Het gezonde leven schiet met dit weer de grond uit. Ik schiet er langs.
In de zomer stelt Madonna als dorp niet veel voor. De omgeving echter is fantastisch en natuurlijk kun je er als toerist voldoende beleven in de omgeving.

 
Ik passeer de lege parkeerplaatsen voor de lege hotels en lege winkels met gepaste snelheid en voer deze weer op onderweg naar de S42 richting Ponte di Legno.
  
Smallo di Gavia
Voordat ik de SS300 over de Passo di Gavia ga bedwingen wil ik eerst wat eten. Het is ongeveer 13.00 uur en mijn maag knort. Helaas zijn de supermarkten en bakkers gesloten, de restaurants die open zijn kennen alleen hoofdgerechten dus onverrichter zake verlaat ik Ponte weer en zoek een restaurantje op weg naar Bormio.
 
Gelukkig is het niet ver, dan zie ik links, over een bruggetje, een klein restaurant met terras. De afgelopen uren was het minimaal 25 ˚C dus ik ben wel toe aan een verfrissing. Zo tegen de berg aan is het wat koeler en er staat zelfs een windje. Dat voelt lekker aan maar is tevens een kleine voorbode voor het verloop van de middag.
 
Terwijl er om de paar minuten groepjes motorrijders over de S300 voorbij snorren geniet ik van een specialiteit uit de streek: worstreepjes met een soort van bami, met een soort van spinazie en gesmolten kaas. Heerlijk.
Na een half uurtje en een boertje als compliment voor de kok ga ik weer op weg.

Verderop de Passo di Gavia wordt het al echt smal. Bergop is er een stuk waar om de 100 meter een verbreding is om elkaar te passeren. Een afdalende Audi A3 ziet me al van verre aankomen maar drukt door. Hij denkt zeker dat hij en ik samen passen als hij maar ver genoeg naar rechts gaat. Ik kan echt de berm niet in. Toch drukt hij door en “kkggrr”: helaas voor hem schuurt hij zijn zijkant kaal tegen de houten vangrail. Eigen schuld dikke bult.
 
Scordare humanum est (vergeten is menselijk)

Eenmaal in Bormio is het drukkend warm. Bormio ligt in een dal. Opeens vallen er een paar van die dikke druppels die meteen verdampen. Ik zoek de weg naar de Passo di Stelvio en vergeet iets, zo zal later blijken.


Als snel zit ik op de S38 naar Passo di Stelvio. Tijdens de beklimming wordt het steeds donkerder. Als ik achterom kijk zie ik een geweldige spaghetti van haarspeldbochten die ik net passeerde. Omdat volgens mijn planning ik zo meteen stukje terug moet neem ik die foto zo meteen wel.

Aan het eind van de dag zal blijken dat ik die foto heb gemist. Maar op het Internet zag ik gelukkig dat iemand anders dit vergezicht eveneens de moeite waard vond:

 
  
Regen, hagel, donder en bliksem
Op de top aangekomen parkeer ik de motor onder het bord van de pas. Naast een Duitse BMW R 80 GS met heel wat vlieguren.
Dan begint het te druppelen. Ik schuil naast een woest uitziende motorrijder. Het is de eigenaar van de BMW. Hij vraagt waar ik vandaan kom en waar ik heen ga. Het blijkt dat we ongeveer dezelfde route in gedachten hebben. Hij geeft me een foldertje van zijn hotelletje, Berggasthaus Beverin, en vertelt dat het aan de einde van de weg van Thusis naar Tschappina ligt, op 1800 meter hoogte, en dat het min of meer een motorhotel is.
 
Ik zie dat mijn roadbook hier ophoudt dus schrijf een nieuw blaadje:
 
Stelvio
Passo di Umbria -> Santa Maria
S28 à Zernez Ofenpaß (Pass dal Fuorn)
-> Susch
Flüelapass richting Davos
-> Tiefencastel
-> Thusis
-> Tschappina (Berggasthaus Beverin)
 
Als het iets droger lijkt te worden vertrek ik richting terug voor het passeren van de Umbria pas. Na 1 km begint het echter te bliksemen! Rechts en links slaat het in. Ik zit in het oog van het onweer! Meteen omgekeerd en terug naar de top om te schuilen. Want ik wil voor de kick niet weer een regenpak aan.
 
Na een half uur wordt het weer iets droger. Ik probeer het nog eens. Maar op de splitsing van de weg naar Bormio en de weg naar Umbria pas en Santa Maria, waar een oud douane kantoor staat, besluit ik te stoppen om mijn regenpak alsnog aan te trekken. Maar goed dat daar een afdak is. Er stopt daar ook een Amerikaanse wielrenner. Samen zien we een gigantisch gordijn van hagelstenen op ons afkomen. Binnen seconden staat de weg blank en stromen riviertjes hagelregen naar beneden.
 
Op 20 meter afstand van ons afdakje staat een auto. Omdat af en toe de ruitenwissers bewegen zie ik dat er iemand in de auto zit. “Die durft zeker ook niet verder,” zeg ik tegen de Amerikaan, die op zijn beurt opmerkt dat het zijn vrouw is die tijdens zijn alpenritten met de auto achter hem aan rijdt. . . .
 
Geen brandstof
Nog eens een kwartier later waag ik het er op. In mijn regenpak sla ik rechts af en laat het triest-grijze dal van Stelvio achter me. In de verte wordt het grijs al weer lichter. En na een paar kilometer, over de Umbria pas wordt het weer droog en zonnig. Daarentegen wordt het asfalt juist weer minder.
Een paar motorrijders rijden me zichtbaar zwetend tegemoet. Op het grind en gravel is het met zwaar bepakte tourbuffels, inclusief bijrijder, zwaar sturen. Mijn TDM heeft er gelukkig iets minder moeite mee. Zometeen zal ik mijn regenpak weer uittrekken. Hoever is het naar het volgende dorpje? Ik kijk eens op mijn kilometerteller en krijg het een beetje benauwd. Ik had in Bormio moeten tanken! Dat was ik vergeten. En nu rij ik in de middle of nowhere. . . .


Helemaal verlaten is de streek niet. Er klinken koeienbellen. Met koeien er aan vast. Om de bocht een hele kudde bruine beesten. Blijft leuk gezicht. Terwijl ik wacht tot die kudde voorbij is rol ik het regenspul weer op en bindt het achterop.
Zoals ik vertelde was ik over de top van de Umbria pas heen. Dan pruttelt de motor en slaat af. Geen benzine meer. 300 meter verderop, in de volgende bocht, staat een hotelletje met 3 motorfietsen ervoor. Even vragen of ze benzine over hebben.
De eigenaresse vertelt dat 4 kilometer bergafwaarts een dorp is met een benzine station. Dat is dus 4 kilometer in de vrij, dan op de kruising links, 50 meter bergop is de tank.
Ik haal het net niet. De laatste 10 meter moet ik duwen. Maar wat een geluk. En het is weer droog en warm. Wat wil ik nog meer!
 

Fluëla op vleugels
Dan in Santa Maria de S28 linksaf richting Zernez, de Ofenpass-strasse over de Ofenpaß (Pass dal Fuorn). Wat is het hier heerlijk doorrijden en bochten maken. Even stukje richting Susch en dan de Flüelapass richting Davos. Wat een weg! Glad asfalt, geen aanduidingen voor de bochten, zie maar. Ik sta een foto te maken en dan hoor ik iets apart. Er komen 2 streetfighters voorbij. Dat wordt spelen! Gauw starten en gassen, er achteraan. Na een paar bochten krijg ik ze in het vizier. Duitse nummerplaten. Het blijken een paar getunede Yamaha V-Maxen te zijn waar ik mee stoei. Wegaccelerend winnen zij, maar met remmen en bochten loop ik op ze in, erop en erover. Niet meer gezien.

 
Het Zwitserse landschap is mooi en zo aan het einde van de middag is het licht zelfs mooi. Even dwars door Davos. De stad is weliswaar schoon, maar vooral groot, mondain, vol met hotels en banken. Even geld pinnen en wat frisdrank kopen bij de supermarkt. Het is al na vieren, en ik wil door naar Tiefencastel.
Deze gele weg glijdt als het ware door het landschap. Heerlijk. Lijkt wel even uitrusten. Toeren in optima forma.
 
Berggasthaus Beverin
Van Tiefencastel naar Thusis volgen de tunnels elkaar op. Het dal is steil en lijkt op de Gorges du Verdon in Frankrijk, alleen begroeider.
In Thusis moet ik even zoeken (en vragen) naar de weg naar Tschappina dat boven op een Alm schijnt te liggen. Op weg daar naartoe krijg ik een grote schrik, want tijdens het inhalen van een auto in een overzichtelijke bocht kom ik op de witte strepen en neemt m’n motor een stap opzij. Droge weg en toch gladde strepen. Weten we dat ook weer. Later blijkt dit een bekend fenomeen te zijn als een combinatie van bepaalde typen banden en de verf in Zwitserland.
Door het bos heen, aan het einde van de weg ligt Tschappina. Boeren zijn in de weer op het land. Her en der staan maaiapparaten en andere landbouwmachines. Onbewaakt en niet op slot. Dat kan hier blijkbaar. Toch gaat de weg verder. De Duitser op de Passo di Stelvio zei dat het hotel aan het einde van de weg ligt. Dus ik ook verder. De weg wordt een weggetje en opeens staat er een bordje. In de verte zie ik een paar huisjes. Aan het einde van de weg kom ik op het erf van Berggasthaus Beverin, op de top van de Alm.
 
Als ik de motor uitzet komt er een langharig mannengezicht om de hoek van de deur. “Bleibste?”, vraagt het hoofd.
“Hast’n Zimmer?”, vraag ik.
Het hoofd knikt.
“Krieg ich hier ein Bier?“, vraag ik vervolgens.
Het hoofd knikt weer.
“Kann ich hier etwas essen?“
Het hoofd knikt alsof het los zit.
“OK, dann bleibich!“
Vervolgens komt het hoofd naar buiten en stelt zich voor als Willi. Hij helpt de motor in de garage te zetten.

 
Geisterzimmer
Eenmaal binnen tapt Willi een biertje en vraagt aan zijn vrouw een kamer klaar te maken. Volgens haar is echter alles vol. Poep!
O ja? Vraagt Willi, en kamer 7 dan?
Ze wisselen steelse blikken met elkaar. Ik vraag of kamer 7 soms de spookkamer is. Ze lachen vaag en zeggen Ja.
Ik zie wel.
Honderden mooie kilometers zitten er vandaag op. Wat een dag. En wat een rust hier in de bergen! Want het is er stil. Ik ga zitten op het terras met uitzicht op de Alm. In de verte lopen berggeiten terwijl ik mijn verslag in klad schrijf.
 
Begin kilometerstand
40046
Eind kilometerstand
40480
Dagtotaal
434

 

 

Er zijn een paar motorrijders achtergebleven na een motortreffen het vorige weekend, georganiseerd door en bij de eigenaar van het hotel. Even later komt ook de BMW Duitser aangereden. Met hem en de anderen drink ik bier en wissel verhalen uit. Om 23.00 ga ik slapen in kamer 7: de spookkamer. Het spook had zich veranderd in de vloek van de duizend vliegen. Daarover morgen meer.

<Terug>

Dag 4 Van Tschappina naar Orsieres

De vloek van de duizend vliegen
Slapen in kamer 7 van Berggasthaus Beverin betekent in alle rust in slaap vallen in een ouderwetse kamer met houten vloer, houten wanden, houten muren en houten plafond. Alles is van hout, grote rustieke ouderwets brede ruw gezaagde planken. Het kraakt er ook een beetje. Met recht is het een soort spookkamer. Maar in de loop van de nacht hoor ik ook een bzzzzz. En een vrrrrrrr En nog meer bzzz en vrrrrr. En dan komt het op m’n voorhoofd zitten kriebelen, en in mijn oor en zelfs in m’n neus.
Het spook had zich blijkbaar veranderd in de vloek van de duizend vliegen.
’s Morgens om 6 uur ben ik uiteindelijk klaarwakker en maak me gereed voor de dag. Om 7 uur zit ik aan het ontbijt, samen met een paar andere motormuizen. Om 8 uur ben ik onderweg voor weer zo’n uitdagende dag.
 
Na 2 kilometer bergaf in de stationair stand peil ik de olie. Weer een leeg glaasje. Na de 434 kilometer van gisteren al? Dan maar stationair draaiend naar beneden om in Thusis olie erbij te gooien. Vervolgens ga richting Sankt Moritz want mijn roadbook zegt:
 
Thusis -> Tiefencastel
S3 Tiefencastel -> St Moritz
S3 à Chiavenna, Passo del Maloja
S36 -> Splügenpaß
S13 -> de St. Bernardino
S2 -> St. Gotthardpaß
S19 -> Furkapaß
S19 verder -> Brig, Sierre en Sion
-> Martigny
S21 à Col du Grand St.Bernard
Courmayeur
 
Het eerste stuk is glad asfalt van Thusis naar Tiefencastel. Ik moet zeggen dat het lijkt alsof het mijn dag niet is. Is het de vermoeidheid? Maar hoe dan ook, de scherpe bochten gaan niet lekker. De strepen op de weg zijn echt glad en het blijft af en toe schrikken. Volgens de Duitsers van gisterenavond kan het een combinatie zijn van mijn banden met de verf. Nou, dan rij ik iets rustiger en geniet wat meer van de omgeving. Ik heb alle tijd van de wereld, dus als ik wil stop ik gewoon.
 
Slingeren en draaien

Al toerend passeer ik het dal en het meer van Marmomera en de Julierpas. Dit is de moeite waard om eens met de familie naar terug te gaan. In de verte zie ik de mondaine wintersportplaats St Moritz. Ik heb geen behoefte om dichterbij te komen want van verre lijkt het op Davos en ik heb geen reden om iets anders te vermoeden. Het is in ieder geval niets voor een motorrijder op z’n Alpentoer.

Ik ga rechtsaf de S3 op richting Chiavenna. Op weg naar de Passo del Maloja geniet ik van de vele vergezichten. Bijna ongemerkt wordt het steeds bochtiger totdat ik een paar keer denk: “Waren die haarspeldbochten maar op.”

Korte Spaghetti


Lange Spaghetti
 
Ik word gepasseerd
Bergaf begon het weer Italiaans warm te worden. +32”C zie ik op een gevel staan.
Op een stuk doorgaande weg zoef ik met een vaartje van 120 linkse bocht, rechtse bocht, heen en weer en ik geniet. Bijna ongemerkt verschijnt er een motorkoplamp in mijn spiegel, het is een Italiaanse RSV-Mille die hier vaker is geweest want met 160 haalt hij me in en duikt een blinde rechterbocht om een rots in. Dooei. Dat gaat me te hard. Maar als ik nadenk was dat de eerste motorfiets die me vanaf zaterdag, toen ik de Alpen indook, heeft ingehaald. En er zijn al heel wat motoren die zich vanwege een gele TDM gepasseerd voelen.
 
Eindelijk is daar Chiavenna, op de kruising naar de S36 stop ik voor een sterke koffie en voor het bijvullen van mijn koelfles water.
 
Splügenpaß
Na de koffie en een korte plaspauze sla ik in Chiavenna rechtsaf de S36 op kan, de bergen in en de Splügenpaß op. Fantastische uitzichten, rotbochten, veel tunnels en gallerijen, smal en scherp.


De afdaling noordwaarts is zelfs vele malen mooier.
 
Twijfel slaat toe
Eenmaal weer in het dal aangekomen begint de twijfel aan me te knagen. Zo meteen ga ik de St. Bernardino over weer richting het zuiden. En dan? Rustig toeren en mijn weg zoeken naar het Como-meer of richting Franse Alpen? Of toch houden aan de originele planning? Kies ik voor een halve dag rijden of ga ik door tot het gaatje? Is het vakantie of is het een uitdaging? Voorlopig komt eerst de Bernardino dus ik zie wel.
 
Als ik tijdens een korte pauze terugkijk op de route van vandaag heb ik op het moment van twijfelen eigenlijk helemaal nog niet veel gereden. Zeker niet zoveel waar ik mijn moeheid en twijfel op kan baseren. Het zit vaker tussen je oren dan in je handen. Op het moment dat ik er voor kies om door te zetten gaat het opeens een stuk lekkerder. Het sturen gaat goed, de grip is er weer en het weer is nog steeds opperbest. Ik geloof dat ik geluk heb.
 
Passen en nog eens passen . .
Eerst maar de San Bernardino pas. Ook de haarspelden deren me niet en met hulp van de achterrem ga ik stabiel naar boven en beneden.
Nog heb ik grote twijfel of ik wel of niet het “ommetje” via de St.Gotthardpaß doe. Maar plan is plan en het is mijn eer te na om op te geven of om voor de gemakkelijke weg te kiezen. Deze hele alpentoer is juist bedoeld als inspannend evenement dat je (minimaal) één keer in je leven maakt. Het ommetje via de Gotthardpaß komt er dus wel.
Hup! Parallel aan de S2 ga ik in de richting van de St. Gotthardpaß. Maar ik herinner me vaag: “Hoe ver het was en hoe warm!”.



 
 Even stoeien
Bij het begin van de klim naar de Gotthardpaß rij ik 3 Duitsers achterop. Eerst haak ik aan maar besluit dan in te halen. Ze sluiten aan en verhogen ook het tempo. Uiteindelijk blijft eén van de drie over, hij passeert me op het moment dat ik voor een bocht afrem voor een tegemoetkomende auto. Dat is niet eerlijk en na 2 bochten met steps over de grond haal ik hem buitenom weer in. We stoeien nog even tot er een grote parkeerplaats opdoemt met een fantastisch vergezicht. Op de parkeerplaats hebben we even handen geschud en gepraat tot zijn kameraden kwamen. Zij wachten nog even en ik ga verder. 
 
Weerzien op de Furkapaß
Als toetje passeer ik via de S19 de Furkapaß. Wat een geweldige ervaring, wat een bochten, vergezichten op meer dan 2000 meter hoogte en dan weer naar beneden de groene bossen in. Tijdens de afdaling: “Wat zie ik daar?” Daar komt me die Duitser van gisteren met z’n BMW 80 GS aanrijden. Onmiskenbaar! Bij de eerstvolgende gelegenheid stop ik en keer om. Even terugblazen, inhalen en even bijpraten. Dat was weer lachen.
 
Saai
De route vervolgt de S19 verder via Brig, Sierre en Sion. Dit is ongeveer het saaiste stuk van de afgelopen dagen en het duurt langer dan ik eigenlijk wil. Na Martigny, waar ik de S19 verlaat richting de grote Sint Bernard, ben ik helemaal gaar gebraden. Eigenlijk wilde ik tot Courmayeur komen, maar de lucht gaat ook donkerder worden en dus kies ik voor een hotelletje.

Net voordat ik het dorp Orsieres in sla, op zoek naar een hotel, flits ik aan een wegrestaurant / motel in Alpenstijl voorbij. Is dit iets? Toch zoek ik eerst in Orsieres maar kan zo snel niets vinden en besluit het wegrestaurant / motel te nemen: Hotel le Catogne aan de S21 richting Col du Grand St. Bernard. Daar is een kamer vrij. Ik voltrek mijn normale ritueel van douchen, bier en verslag en vervolgens eten.


Mijn verslag toont :
 
Begin kilometerstand
40480
Eind kilometerstand
40964
Dagtotaal
484

 

 

Dat zijn 484 kilometers, precies evenveel als ik origineel plande (met een andere route in gedachten, maar toch)! Tijdens en na het eten wil ik mijn route van morgen plannen, maar helaas zit de kaart van Frankrijk niet bij mijn bagage. Dan maar een boek lezen. Om 22.00 uur ga ik snurken en uitslapen, pas om 07.00 volgende morgen er weer uit.

<Terug>

Dag 5 Van Orisieres naar Embrun

De route van vandaag zal hoofdzakelijk zuidwaarts voeren. Ik wil de Franse Alpen met een bezoek vereren. Het Roadbook voor vandaag (bij gebrek aan een detailkaart) luidt kortweg:
 
Grd St Bernard
Aoste -> Courmayeur
Petit St Bernard
Bourg St Maurice
Tignes
Val d’Isère
Col de l’Iseran
Col du Mont Cenis
Susa
Sestriere
Briançon
Guillestre
Embrun
 
Colletje voor ontbijt
We beginnen de dag, na een ontbijt volgens wegrestaurant normen bestaand uit een croissant uit plastic, een bekertje sap, ingeblikte jam en koffie, om 8 uur met olie peilen. Inderdaad weer een liter verbruikt. Voordag ik de eerste col aanval ga ik even tanken. Hier hebben ze echter niet de juiste half synthetische olie dus dan maar rustig de Grand St Bernard over.
 
Hartstikke mooie weg, goed asfalt en klaar heldere hemel. De meeste auto’s nemen de tunnel, ik ga naar boven volgends de route die Napoleon destijds ook heeft genomen. Af en toe staat er een enorm bouwwerk tussen de rotsen, dit zijn de ontluchtingsgaten voor de tunnel een paar honderd meter lager.
Fris is het en puur. Lekker rustig glij ik richting Italie. Vreemd toch, als er douane is kijken ze naar m’n nummerplaat en laten me doorgaan
 
Als ik een paar minuten later in Aoste aankom, een grote stad met volop hoogbouw en nieuwbouw, ga ik op zoek naar de olie. Ik beland bij een pompstation naast een automaterialen winkel. Daar hebben ze de rode Castrol die ik graag wil hebben, dus ik sla een extra liter in. Even verderop koop ik een detailkaart van deze regio.
 
De smaak van Franse Alpen
Van Aoste gaat het in de richting van Courmayeur, dan linksaf de Pt St Bernard. Supermooi, ook de rit. Volgens mij zie je op afstand de Mont Blanc, even controleren met het kompas: ja, het zou de Mont Blanc kunnen zijn. Foto gemaakt. De afdaling gaat super: mijn dag!


Eindelijk bestaat de weg meer uit bochten en minder uit haarspelden. Mede hierdoor heb ik meer m’n dag dan gisteren. Toch heb ik even gedacht aan een dag of halve dag stoppen, even een pauze inlassen, want 8 dagen lang knoepen in de Alpen kost toch wel energie.
 
Hersenspinsel
 “Eigenlijk zou je gewoon twee keer per jaar een paar dagen in deze bergen moeten kunnen rondrijden. Helaas is daar de afstand met Nederland iets te groot voor. Ideaal zou zijn om de motor mee te hebben op vakantie en dan af en toe een tochtje maken. Mijn vrouw achterop, de kids op de camping. Ideaal. Zo zie ik het helemaal voor me: motortrailer achter de auto met daarop de TDM en wat bagage. Thuis toch nog eens over gaan hebben.” . . .Einde hersenspinsel.
 
Racewagens
De wegen zijn prima, de motor heeft olie. Het weer is perfect en dus . . . geen twijfel over mogelijk, vandaag tot in Embrun.

Na Bourg-Saint-Maurice, na een pracht van een afdaling waarbij ik een paar motorfietsen verschalk, gaat het linksaf richting Tignes en door naar Val d’Isère en over de Col de l’Iseran.
 
In de stad Val d’Isère haal ik een colonne in van super sport auto’s. Ferrari’s, Porsches, Maserati’s en nog exclusievere types alsof het niets is. Ze staan in een file omdat zeer behoedzaam de verkeersdrempels moeten worden genomen dus ik heb de gelegenheid om een interview af te nemen met de bestuurder van een cabrio. Het zijn deelnemers aan de supercarrun, georganiseerd door een Engelse organisatie.
Op een parkeerplaats op weg naar de Col de l’Iseran maak ik wat foto’s. Ook op www.supercarrun.com vind ik nog wat beeldmateriaal.  Later op de dag lang kom ik deze van startnummer voorziene auto’s tegen. Op een gegeven moment komen een Ferrari en een Audi S4 Quattro me achterop en in een stofwolk scheuren ze me voorbij. Die gasten kunnen sturen!
 
Warm asfalt en goede remmen
De Col de l’Isèran wordt gerenoveerd. Om de zoveel kilometer zijn ze bezig, soms duidelijk aangegeven, soms niet. Op een bepaald punt zie ik ze in de verte aan het werk bij een tunneltje. Daar is een rijstrook vrij. Of zijn ze daar nog bezig. Een pijl links, een bord naar rechts, nee! Het is een berg warm asfalt. Remmmeennn!!! Bijna gestrand in warm asfalt. Piieepp!!. Net op tijd.
 
Zwart asfalt
Het blijkt dat er op heel veel plaatsen deze zomer wordt gewerkt aan de weg. Bovenop de zoveelste top ontspint zich een bijna surrealistisch beeld van scherp licht en zwart asfalt. De rotsen en schaarse beplanting tekenen scherp af. Trés bien!.

 
Briançon via een omweg
Na de l’ Iseran linksaf de Col de Mont Cenis. Even een paar keer gasgeven en plops ben ik weer in Italie. Hele dag op de col 18 – 20 “C en in het dal 35 “C en meer.
Na Susa moet ik even zoeken. Mijn kaart en routeboek op mijn tank laten me in de steek. Ik wilde richting Briançon maar via Sestriere. De kaart waar ik op reed gaf anders aan dan ik las: 20 mooie kilometers omgereden naar Cesana, en die weg heeft geen afslagen en gaat met een boog verder oostwaarts. Dus maar omgekeerd en op een andere manier naar Briançon.
 
Briançon en olieverdelen
Eénmaal in Briançon heerst er zo’n benauwde “einde van de middag”-hitte met veel mensen die in de auto boodschappen doen en van hun werk naar huis willen. Drukte dus.
Ik gebruik de vertraging om even te tanken, een mars en het bijvullen van de motor met een halve liter olie. Naast me staat een groep van 5 Duitsers die relatief in paniek zijn. Ze spreken geen Frans maar één van hun R1150RT’s heeft een beetje olietekort. De andere halve liter Castrol heb ik dan maar aan hen verkocht. Ik zie morgen wel verder.

Verder gaat het, aan het einde van een superdag. Het is 18.00 en ik flits over een rustige Col de l’ Izoard. Een bonte afwisseling van lange bochten en bijna geen haarspelden voeren me naar Guillestre. Deze weg trekt meer motorrijders aan. Er komen enkele me tegemoet en samen met een snelle jongen vallen we de bochten aan alsof het een sport is. En dat is het toch ook? Hij zwaait als ik hem uiteindelijk passeer. Ik groet en leg het linkerstepje op het asfalt in de volgende bocht als ik weg rij richting Embrun. .


 
 Embrun, Leffe en Pizza
Nog 18 kilometer blazen en dan zoeken naar een hotelletje in Embrun.
Niet ver van het centrum vind ik iets dat me wel lijkt. Naast het hotel is een dependance, zo’n franse villa met een ruime tuin met hoge schaduwrijke bomen. Ik vul mijn kamertje met tassen, jassen en broeken en haast me in korte broek en t-shirt naar de Spar aan de overkant van het spoor. Daar koop ik een 6-pack koude Leffe Triple.  

In de tuin van de dependance schrijf ik in het kort het verslag van vandaag.
 
Begin kilometerstand
40964
Eind kilometerstand
41423
Dagtotaal
449

 

 
 
 449 Schitterende kilometers met enorme afwisseling. Na 3 van die kleine export flesjes pak ik mijn portemonnee en ga op zoek naar een Pizzeria.

Tijdens Pizza spreek ik de bediening aan. Normaal zou ik dat nooit doen maar ik vind het leuk om met haar te praten omdat ik haar Frans kan verstaan. Ze zegt dat dat wellicht komt omdat ze niet uit Frankrijk komt. “O nee?” “Nee!” Ze komt uit Nederland. Meteen schakel ik over op het Nederlands en we hebben kort gepraat over het beginnen van een leven in Frankrijk. Het wordt donker. Ik wandel nog even door het lege centrum en ga terug naar het hotel. Daar neem ik nog een biertje in de tuin en ga tevreden pitten. Dag 5 was mooi

<Terug>

Dag 6 Van Embrun naar Giettaz

Uitgeslapen tot 7.45 uur, 08.15 Embrun in om wegenkaart van de streek te kopen. Dat lukt in een kioskje. Dan terugwandelen voor mijn ontbijtje op het terras van het hotel. Tegelijkertijd begin ik aan het roadbook voor vandaag.
 
Embrun -> Gap
-> La Mure
Col d’Ornon -> Valbonnais
Le Bourg d’Oisans
Col de Croix de Fer
Col de la Madeleine
Bourg Saint Maurice
-> Beaufort
-> Flumet
-> la Clusaz

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Kettingspannen
Tijdens de koffie en croissant gaat het een beetje regenen!! Gelukkig is het nauwelijks meer dan een miezerbuitje en duurt het maar 10 minuten tot het weer zomers droog is. Dus geen paniek.
 
Als ik achteruit de oprit afloop knierpt mijn ketting een beetje. Laat ik maar eens de ketting spannen. Om de achteras los te draaien leen ik bij de plaatselijke smit een ringsleutel. De ketting loopt op zijn laatste benen en had eigenlijk voordat ik aan de rit begon moeten worden vervangen. Kniepert dat ik ben.
 
File

Dan ga ik eindelijk onderweg richting Gap, maar na 3 minuten rijden kom ik in een irritante file. Ze zijn aan de weg aan het werk in Savine-le-Lac. Deze doorgaande weg bestaat uit 2 gescheiden rijstroken met daartussen stoepranden en grint. Zo wordt me het inhalen van de file knap moeilijk gemaakt. Ik duik van de weg af de woonwijken van Savines in om de file te ontwijken. Dat lukt me aardig en nog geen 2 minuten later draai ik voorbij de file de RN 94 weer op.


 

Route Nationale 120
Over de brug naar de overkant van het meer, daarna  gaat het in draf over de golvende wegen, slingerend tussen dal en helling, in de richting van Gap.
Aan de doorgaande weg door Gap stop ik bij een motorzaak om olie te kopen. Motor bijgevuld en dan de RN 85 op, via Corps naar La Mure. Rijden over de Route National is in Frankrijk een regelrecht Walhalla. Tenminste, als je op een motor rijdt. Alle verkeer rijdt al dan niet in file met een gangetje van 50 tot 70 bergop en bergaf. Van motoren wordt verwacht dat ze 120 rijden en overal inhalen. Elke franse automobilist gaat aan de kant om je ruimte te geven, zelfs tegenliggers maken ruimte. Zo schiet het aardig op tot bij La Mure  de plaats zijn naam eer aandoet en de weg binnen 3 kilometer tientallen meters stijgt.
 
Vliegen (echte!)
Bij La Mure is het dus even dringen en zoeken naar de D526 naar Valbonnais. Gelukkig moet ik daarvoor die spaghetti-weg weer over. Joho. Dan richting Valbonnais de Col d’Ornon over. Het is weer smikkelen van alle bochten in plaats van alle haarspelden. Dit is heerlijk rijden zeg, echt vakantie. De bergen zijn misschien niet zo extreem als in Zwitserland maar de wegen zijn echt ruig. Bij le Bourg d’Oisans gaat de 526 even over in de RN 91 maar als snel weer de bergen in, langs Allemond en Oz. ’t Is heus!.
Zo rond 12 uur begint het weer knap heet te worden, maar in de bergen is het zeer goed uit te houden. De Col de Croix de Fer is zowel qua natuur als qua rijden poepie mooi en op de top aangekomen ik zie weer in de verte de Mont Blanc.
Plotseling, tijdens het afdalen is het “AUW” ,              “#$@§¥¢±ŦǽǿφЂђљҗҰسشصضك₣†♀”
Er vliegt een beest m’n helm in en pikt me in m’n wenkbrauw. “♀”. Net als ik een haarspeld met korrelig wegdek neem. Meteen gestopt en mijn helm afgezet. Er valt iets doods in mijn kraag maar mijn aandacht gaat naar een klein rood puntje, bijna niet te zien. Het puntje veroorzaakt een puntige pijn, mijn ooglid wordt dik en in mijn warme helm heb ik er de hele dag last van. Als het ’s avonds koeler wordt neemt de pijn af. Het hoort er allemaal bij.
 
Beaufort in de omelet
Na deze Col weer een klein stukje RN om daarna de D213 ofwel de Col de la Madeleine op te gaan. Het is al na 2’en en mijn maag knort al een poosje. Dan doemt er in een bocht een dorp van 3 huizen op, met in het midden een hotelletje met maximaal 3 kamers. Met een terras met 3 tafeltjes. Daar ga ik even niet te duur eten. Halverwege de boerenomelet gaan de 5 Zwitserse motorrijders die aan het andere tafeltje zaten, weer op pad. Maar het is er allemaal een beetje scheef en er ligt grind op de grond. Daardoor glijdt de voet van één van de motorrijders uit en hij  laat z’n zware BMW vallen. De andere vier zijn net opgestapt en staan eveneens te wankelen. Echt een idiote situatie die vraagt om een behulpzame Nederlander, die vervolgens kwiek opspringt en even helpt. Overigens besluit ik om te onthouden dat Beaufort kaas lekker is in de omelet.
 
Arrogantie op de top
Ik vervolg mijn route over de Col de la Madeleine. Ik gniffel in mijn helm over de arrogantie waarmee ik de afgelopen dagen menige col ben gepasseerd. Want stel je voor, boven op een schitterende bergpas is het uitzicht formidabel en staan nagenoeg altijd toeristen uit te rusten. Of ze nu met de bus kwamen, op de fiets naar boven zijn gereden of met de auto moe zijn van het sturen, kortom het is er altijd een drukte van belang van mensen met camera’s die even uitrusten. En dan kom ik naar boven gescheurd, vvwwrroeemm, schakel op of terug, klik of klak, om vervolgens met het zelfde vaartje weer naar beneden te verdwijnen, vrrooaarr.
 
Raggende mannen
Boven op de Madeleine rol ik over de top en ben van plan rustig naar beneden te kachelen. Zie ik opeens 5 koplampen met evenzoveel motoren in de spiegels. Tot dan toe heeft nog maar 1 motor mij ingehaald, een RSV mille in Italie op weg naar Chiavenna met 160 en meer op een doorgaande weg. Dat wil ik graag zo houden. Dus ik geef iets meer gas. 3 van de 5 achtervolgers moeten lossen. Maar de dikke 1150 GS en een rode japanse racer willen spelen en lopen een beetje in. Dus geef ik iets meer gas. Heerlijk. Ik heb inmiddels honderden kilometers bochten en haarspelden in de benen, mijn banden zijn warm, de adrenaline van frisse berglucht in combinatie met beaufort in de buik doet zijn werk. Zo raggen we gedrieën de berg af. In de dorpjes doe ik rustig aan en dan komen ze op 100-200 m afstand, daarna weer verder in sport-tour TDM tempo. Waauw, 17 kilometer heerlijk snel doorrijden, joepie.
 
Col des Aravis (x2)
Beneden aangekomen ga ik rechtsaf via Moutiers, dan linksaf de N 90 richting Bourg Saint Maurice. Voor me liggen de geweldige D217 naar Beaufort en de D218 naar Flumet. Ooit zag ik op een motorbeurs een standje van een soort familiehotel in de buurt van La Clusaz. Ik krijg tijdens het rijden het idee om in La Clusaz maar eens te vragen bij de VVV (office du tourisme) of zij weten waar dat is.
Ik schiet door Flumet heen de D909 op : dit is de Col des Arravis. Langs deze weg zie ik in La Giettaz een spandoek bij een hotelletje waarop kamers met diner en ontbijt voor 22 euro worden aangeboden. . . . Ik rij door over een prachtig stuk stuurweg naar La Clusaz, waar ik ontdek dat het vijf voor zes is en de VVV zojuist is gesloten. . . . Ik rij gewoon weer een stukkie terug over een prachtig stuk stuurweg naar Le Giettaz. Een motorhotel voor 22 euro klinkt ook niet slecht. 

 
Motorhotel Des Aravis
Op de parkeerplaats voor het hotel staan 3 motorfietsen. Met die van mij erbij 4. Er komt een smalle man naar buiten en vraagt of ik een kamer zoek. Hij spreekt vooral Frans. Hij begint de andere 3 motorfietsen naar de garage te duwen en ook mijn TDM duwen we naar de garage. Er komt nog een man naar buiten, dit is een wat bredere man en tevens de eigenaar van het hotel en de eigenaar van 2 van de 3 fietsen. Deze motoren dienden dus puur als reclame object om mij als gast te strikken. Mijn achting daalt. Hij spreekt eveneens vooral Frans en legt uit dat de grote BMW met antenne wordt gebruikt voor het begeleiden van bergetappes wielrennen. Hij is dan de “piloot” en een cameraman gaat achterop. Mijn achting stijgt.
 
Ouderwets
Van binnen is het hotel vooral oud, stijlvol oud, tegen het antiek aan. Met schilderijen, oude meubels, kasten en klokken en her en der een spinnenwiel of arrenslee. Mijn kamertje boven is klein en herbergt een wastafel, een stoeltje en een heus stapelbed. Toilet en douche zijn verderop in de gang. De smalle man legt uit dat het hotel vroeger een kinder vakantiekolonie was. Dat verklaart een boel. Ik verklaar hem dat ik graag een koud biertje wil en ik ga buiten even mijn benen strekken en beginnen aan het dagelijkse verslag. Hij verklaart even later dat het eten om half acht wordt opgediend. Nu had ik al de indruk dat dit hotel afwijkt van anderen, maar dit had ik niet verwacht.
 
Diner a la Maison
Om half acht ben ik schoon en gekleed beneden alwaar een grote tafel met plek voor wel 18 man, is gedekt voor 6 personen. Ik neem plaats aan tafel samen met een Frans echtpaar dat zich ontpopt als eigenaars van de derde motorfiets en een tweede vrouw, de echtgenote van de eigenaar . Mijn Frans wordt deze avond danig op de proef gesteld, gelukkig blijkt de eigenaresse goed Engels te spreken om de lacunes op taalgebied te kunnen overbruggen.
De eigenaar schuift eveneens aan, maar pas nadat hij de soep heeft opgediend, de lasagne met zalm heeft geserveerd en brood en sla heeft rondgedeeld. Het is een eigenaar met kwaliteiten, mijn achting stijgt.
 
C’est ça!
Na het diner, dat uiteindelijk bijzonder gezellig was, heb ik na een biertje op het balkon voor mijn kamer besloten dat de bergen mooi zijn. Nog even kijk ik op de kaart en besluit dat ik morgen, vrijdag, maar weer noordwaarts ga.
 
Begin kilometerstand
41423
Eind kilometerstand
41840
Dagtotaal
417

 

 
 
Voor vandaag is het mooi geweest.

 <Terug>

Dag 7 Van Giettaz naar Titisee

De ochtend in de de Franse Alpen begint bijtijds. Het uitzicht is geweldig, de lucht is fris en mijn plan over de rest van de route voor dit weekend krijgt vaste vormen.
Het ontbijt op z’n Frans met stokbrood en een soepkom koffie, gelukkig had ik de vorige avond om kaas gevraagd bij het ontbijt. Anders had ik het echt met de franse slag moeten doen met suiker en of jam. Daarom heb ik nu franse kaas bij het ontbijt in de vorm van 3 brokjes geel melkproduct. Geen mes, geen kaasschaaf. Gewoon drie brokken.
 
Na het ontbijt volgt normaliter het ochtendritueel bestaande uit tanden poetsen, toiletteren, motorpak aan, tassen dicht en naar de motor. Deze pakken we gezamenlijk uit de garage en ik toer vol goede moet de nieuwe dag tegemoet.
 
De route voor vandaag:
 
La Giettaz
D909 -> La Clusaz (Col des Aravis)
D909 -> Thônes
D12 -> Faverges
D42 -> Bluffy, Links -> Menthon
D909a (rond Lac d’Annecy)
Annecy le Vieux
 
RN508 Frangy, Belregarde
D991 Mijoux Morez
D437 Morteau, Maîche
N437 Mandeure, Audincourt
A36 Mulhouse, Freiburg
 
Col des Aravis (reprise)
De bochtige weg van mijn motorhotelletje naar La Clusaz leent zich prima voor het opwarmen van de banden. Ik mijmer nog even over de mogelijkheid om een keten van motorhotelletjes op te zetten zodat motorrijders zoals ik een route kunnen uitzetten van slaapplaatsen waarvan ze zeker zijn dat het leuk, gezellig en “in stijl” is.
 
Na de wintersportplaats La Clusaz vervolg ik de D909 naar Thônes en vandaar naar Faverges. Ik heb het gevoel dat ik nu de laatste restjes Franse Alpen wegwerk, op weg naar andere streken. Als ik van Faverges richting Annecy rij, ga ik “achterom”. Want de 909 is vlak langs het meer van Annecy, terwijl ik weet dat er achter de hoge bergen die aan het meer grenzen een hele leuke stuurweg loopt, via Bluffy (Col de Bluffy) naar Menthon.
 
Camping Le petit Port
Vlak voor Annecy stop ik kort in Annecy Le Vieux om te kijken wat er over is van de camping “le petit port” en het huis van de mevrouw met het hoedje. Een aantal keer hebben we langer of korten gekampeerd op dit terrein, dus ik wil even goedendag zeggen. De camping is helaas leeg en vervallen omdat de eigenaar van huis en terrein, een oude Franse Kolonel, dit zo heeft besloten. Madam woont er nog wel maar is helaas niet thuis, ik praat nog even met de zoon des huizes en vraag hem om de groeten over te brengen. Daarna stap ik weer op en moet even dwalen door Annecy om de juiste weg, de RN508 naar Frangy – Belregarde, te vinden.
 
Jura
Zoals ik al eerder meldde betekent de Route Nationale voor motoren 120 km per uur, dus inhalen, dus lekker opschieten. Alsof het een boek uit de Amber serie is, verandert het landschap een beetje na elke bocht en elke heuveltop. Na de woeste, sneeuwbedekte toppen en de boomloze hoogvlaktes rij ik nu vaker door bossen en langs korenvelden. De omgeving verandert van bergen naar heuvels zoals we die uit de Eifel en het Sauerland kennen. Eenmaal voorbij aan Belregarde, een plaats waar ik altijd de weg kwijtraak, rij ik via de D991 over agrarisch gecultiveerde hooglanden.

Met de wind en de zon in de rug zweef ik door goudgeel gras landschap richting  Mijouz en dan richting Morez.
 
Elzas of Zwarte Woud?
Tijdens een korte koffiestop haal ik de kaarten er weer bij, want ik twijfel over het vervolg van de route. Enerzijds trekt het me bijzonder aan om linksaf noordwaarts te gaan. Dat zou betekenen dat ik via de Jura en de Elzas naar huis ga. Anderzijds herinner ik me een artikel in een motorblad dat ging over uitstekende wegen in het Zwarte Woud. Pas bij Belfort hoef ik een beslissing te maken of ik de Franse nonchalance in zal ruilen voor de Duitse pünktlichkeit.
 
Hoog boven Zwitserland
De tour gaat dus verder onder de Jura door en langs de noordzoom van de Alpen. Zo schamp ik langs Zwitserland bij zo’n 27”C en af en toe een wolkje. Het is absoluut geen straf om op deze manier kilometers te maken.

De weg vervolgt over de D437 naar Morteau en Maiche, daar heb ik lekker even een milkshake gehaald bij de Mac.
 
Zu der Heimat
Bij Mandeure beslis ik uiteindelijk om niet de Elzas maar het Zwarte Woud onveilig te gaan maken. Om deze keuze kracht bij te zetten wil ik zo snel mogelijk nu Frankrijk verlaten en neem de A36 snelweg naar Mulhouse / Freiburg. Dit worden in de hitte van de dag een 76 vlotte kilometers. Zonder problemen passeer ik de grens en, precies zoals ik verwacht had, veranderen asfalt, belijning en bewegwijzering als bij toverslag.
 
Zodra ik in Duitsland op de snelweg zit duik ik er weer af bij een schoon en kraakhelder wegrestaurant om even op (lage) temperatuur te komen en de route in detail te bepalen.
 
Afslag 64B Heitersheim
à Staufen
B31 à Münstertal, Schönau
B317 à Titisee, over Feldberg
 
Ik ga naar de Titisee omdat dat naar Sexbierum klinkt. Daarom.
 
Ontdekkingsreis in het zwarte woud
Na dit montere besluit zoek ik mijn TDM weer op, die inmiddels Nederlandse buren heeft gekregen in de vorm van onder meer een VTR, een Ducati 900 SS en een speciale Buell. Ik praat nog even met de eigenaar van de Buell die trots vertelt over een verbruik van 1:20 en geen olieverbruik. Kinkt goed. Hij had eerst een TRX maar die heeft hij weggedaan vanwege olieverbruik. Waar ken ik dat van?
 
Maar goed, ik heb verse koffie in mijn buik, mijn snoet is gewassen en er zit vers water in mijn koelfles. Het is vrijdagmiddag, de lucht is helder en de droge zwartewoudse wegen hoor ik van verre roepen om kastijding door zwart rubber. Wat doe ik nog langer hier?
Drie seconden later ben ik op weg, via Heitersheim naar Staufen. Omdat zowel de autobahn afslag als de wegen daar naartoe net nieuw zijn, wijkt mijn wegenkaart af van de werkelijkheid. Er is een Golf-chauffeur die mij naar Staufen wil begeleiden. Omdat ik motor rijdt meent hij te moeten laten zien hoe snel zijn GTI in de Duitse heuvels is. Best snel hoor, daar niet van. Maar ik bij blij dat 10 km verderop onze wegen zich scheiden en ik rechtsaf kan, de B31 op, via Münstertal naar Schönau.
 
Feldberg
Wauw. Wie had dat verwacht. Effe lekker stoeien met de weg. Motoren komen me alleen tegemoet dus van een directe krachtmeting komt het niet. Ook goed. Misschien zelfs maar beter zo. Het is vrijdagavond rond 17.00 uur waardoor het lekker rustig is.  Dan de B317 naar Titisee. Deze weg gaat onverwacht hoger en hoger, totdat er zelfs borden verwijzen naar skiliften en springschansen. In december 2003 worden in Feldberg zelfs wereldkampioenschappen skiën gehouden.

 
 Titisee, het hotel

Niet veel later ben ik dan toch aan de  Titisee aangekomen.

Het dorp heet Neustadt-Titisee. Het was warm vandaag en het meertje lijkt aanlokkelijk. Het is half zeven en helaas sluit het openlucht zwembad om 19.00 uur, dus zwemmen zit er niet in, omdat ik eerst een slaapplaats wil vinden.

Net buiten het dorp is een klein hotel waar kamers zijn en waar de motor “ im Untergeschoß” mag geparkeerd worden.
 
Mijn kamertje ligt aan de achterkant, dus niet aan de doorgaande weg. Helaas is er door de vorige bewoner gerookt dus ik zet het raam open om te luchten. Zelf ga ik naar beneden voor het schrijven van mijn verslag en het plannen van een route voor morgen.
 
Begin kilometerstand
41840
Eind kilometerstand
42380
Dagtotaal
540

 

 

Het plan voor morgen wordt een mooi plan. Om dat te vieren bestel ik een lekkere halve kip met frites en bier. De afgelopen dagen heb ik heel veel gereisd en heb veel gezien en meegemaakt. Dat staat in schril contrast met het stelletje waarmee ik tijdens het eten praat. Zij werkt zeven dagen per week in een fotowinkel. Hij werkt een beetje als klusser en droomt van een eigen bedrijfje. Zij wil dolgraag eens weg uit het dal, maar hij wil niet op vakantie. “Als toeristen hier naartoe komen, dan zijn we dus het hele jaar op vakantie”, zo luidt zijn redenering. Arme zielen.
 
Titisee, het dorp

Na het eten ruim ik de kaarten op en ga een wandelingetje door het dorp maken. Dat dorp hangt van Torten, Koekoeksklokken en souvenirs aan elkaar.

Aan de rand van het meer zijn aanlegsteigers voor waterfietsen en roeiboten, afgewisseld met restaurants en hotels. Bwèh. Ik verbaas me over het aantal flanerende vijftig-plussers. Ik ben de jongste in de hele straat! Gauw weg dus, terug naar m’n hotelletje. Ik neem me voor vroeg naar bed te gaan.

Titisee, de rook

Eenmaal in het hotel merk ik dat de puberzoon des huizes met wat kumpels recht onder mijn kamerraam een kampvuur maken en een krat bier hebben aangebroken. Daar ben ik niet blij mee. De baas overlegt met zijn zoon en besluit dat ze om 21.30 zullen stoppen. Ik krijg van hem wat borrels en bier, ik lees tot half tien en doe mijn kamerraam open om te luchten. Na een paar bladzijden vind ik het welletjes. Trusten.

<Terug>

Dag 8 Van Titisee naar huis (bijna)

Ik ben in Duitsland, in het Zwarte Woud. Het is een beetje fris ten opzichte wat ik de afgelopen dagen gewend ben, want ’s nachts heeft het een paar druppels geregend. Na een ontbijtje ga ik de motor uit de garage halen, oppakken en wegrijden. Het doel is om vanavond aan de Oude Bokma van Pa en Eva te zitten. Zij wonen in Dillhausen op de grens van Taunus en Westerwald. 

De route voor vandaag is globaal:

Titisee-Neustadt
500 -> Furtwangen, Triberg
531 -> Hornberg, Schramberg
462 -> Schiltach
294 -> Freudenstadt
462 -> Baiersbronn
462 -> Forbach, Gernsbach
462 -> Bad Herren Albach
294 -> Pforzheim
294 -> Bretten
35 -> Bruchsal
292 -> Bad Schönborn
292 -> Neckarelz
292 -> Mosbach, Eberbach
37 -> 45 -> Dieburg
A3 à Frankfurt
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Voor de tweede keer gepasseerd
Het eerste halfuur is bedoeld voor het opwarmen van motor, banden en mezelf. Al snel wordt alles warmer en droger en het tempo gaat allengs omhoog. Maar toch, tijdens de route over de beroemde B-wegen in het Zwarte Woud overkomt het me voor de tweede maal. Ditmaal is het een Ducati 999 met een Einheimischer die eerst een tijdje achter me zit maar me plots inhaalt en blind met 160 de bocht doorgaat. Mij te hard, doei.
 
Koekoek!
Bijna had ik gezegd: "Ja, haal je de koekoek!". Want het zwarte woud kenmerkt zich door mooie wegen, bosrijk landschap met toch wel veel mooie vergezichten. Het lijkt qua bevolkingsdichtheid een beetje op de Harz, maar het verschijnsel koekoeksklok heeft er in het verleden voor gezorgd dat de armoede iets minder is. Het stikt de moord van de koekoeksklokken aanduidingen. 
Dezelfde koekoeksklokken trekken nog immer grote aantallen buitenlandse toeristen. Menig dorp waar ik doorheen rij claimt ’s werelds grootste koekoeksklok te hebben. Ik weet het, ik ben blijkbaar een cultuur barbaar, maar ik neem geen tijd voor bezichtiging van een koekoeksklokken museum. Mijn aandacht is er voor de heerlijke schone droge bochtige wegen.

Aan het einde van een geweldige motor ochtend eindigt het zwarte woud min of meer abrupt in het noorden bij de stad Pforzheim. Deze middelgrote stad, met een lange traditie van fijnmechanische techniek zoals horloges en sieraden, toont op een zaterdag precies wat ik van Duitsland ken. Ik doorkruis arme wijken waar Turken auto’s repareren aan de kant van de weg. Door het centrum waar mensen grote hoeveelheden boodschappen halen bij supermarkten. Ik zie ontzettend veel mensen bij de wasplaats van tankstations.
 
Gyroscopische effecten
Net buiten het centrum, aan het begin van de B294 naar Bretten, stop ik bij een verbouwd benzinestation. Grieken en aangetrouwde Duitsers hebben van het gebouw een restaurant gemaakt, onder het afdak zijn lampen en planten aangebracht, alles is traditiegetrouw blauw-wit geschilderd. Samen met het heerlijke zomerweer lijkt het, met de bouzouki’s op de achtergrond, alsof ik op vakantie ben. . .


De traditiegetrouwe Gyros-teller is van voortreffelijke kwaliteit. Met de coca-cola weggespoeld geeft dat nog uren plezier in mijn helm.
 
Odenwald
Van Bretten gaat het in een vaartje via Bruchsal naar Mosbach: de zuidelijke zijde van het Odenwald. Hier was ik al eerder, misschien ben ik daarom onbewust verkeerd gereden waardoor ik via-via een paar kleine gele weggetjes mijn weg moet terugvinden richting de B45 naar Michelstadt. Ook in Michelstadt was ik al eerder, en ook hier mis ik (per ongeluk?) een afslag zodat ik met een klein ommetje naar Dieburg geraak. Deze kleine gele weggetjes zijn toch mooier dan de rode wegen op de kaart, dat moet ik onthouden voor de volgende keer.
 
Taunus

Alweer te snel moet ik het ondergewaardeerde plaveisel van het Odenwald verlaten. Ik ruil de bochten in voor 70 km snelweg A5 noordwaarts tot aan afslag 16. Vanaf hier kies ik voor de mooie route binnendoor naar Weilburg. Mijn wegen leiden langs de heuvels, door de bossen en bieden vergezichten over het Taunus gebergte. Ook deze streek met vakwerk huizen, burchten en groeves is de moeite van een langer bezoek meer dan waard.  

Al een poosje is de zon vaker en vaker achter een wolkje verdwenen. Blijkbaar waren er ook grotere wolkjes bij, want in de dalen heeft het zojuist kort geregend. De straten zijn vochtig tot nat en met de heldere zon er nu boven dampt het dat het een lieve lust is. Nu ben ik sowieso geen liefhebber van natte wegen, zeker niet na een lange periode van droogte. Daarnaast wordt al wat later op de dag, ik heb er al 500 km opzitten dus een beetje rustiger aan kan geen kwaad.

Westerwald
Met een rustig gangetje doorkruis ik de bossen onder Weilburg en kom uit in deze barok-stad aan de rivier de Lahn. Weilburg is mij bekend omdat het zusterstad is van Zevenaar. Het ligt op een heuvel waar de Lahn met een grote lus omheen slingert. De Lahn is op deze plek tevens de scheiding tussen de Taunus aan de zuidzijde en het Westerwald aan de noordzijde.

Nog 20 kilometer aan bochten scheiden mij van mijn rustpunt voor de dag.
Door Löhnberg ga ik richting Mengerskirchen, nog een paar kilometer bochten om aan te vallen.
Dan schakel ik twee keer terug om af te slaan naar Dillhausen, een kerkdorpje met een paar honderd inwoners. Aan de kant van de weg zie ik herten op een grasstrook aan de rand van het bos. Boven het veld hangen roofvogels te wachten op prooi. Het is hier groen en rustig. Mijn pa is hier naartoe verhuisd en leeft nu samen in het huis van zijn vriendin Eva. Het dorp ademt de rust van een seniorencentrum, maar dan zeer weids opgezet midden in de natuur.
 
Voor het “drei-familien-Haus” zet ik de motor af en strek mijn benen. Pa en Eva hoorden me al aankomen en staan met open armen klaar. Nadat ik ben afgezadeld en gedoucht neem ik met een biertje de dag nog eens door.
 
Begin kilometerstand
42380
Eind kilometerstand
42957
Dagtotaal
577

 

 

Na het “Abendbrot” vertel ik uitgebreid over wat ik al heb meegemaakt deze week. Daarna doe ik lekker het lichtje uit. Dit was weer een heerlijke dag met veel avontuur.

<Terug> 

Dag 9 Epiloog en ook maar naar huis.


Dit wordt de laatste dag van het avontuur. Ik kan het dan ook niet laten om ook op deze dag lekker binnendoor te sturen.

Westerwald
Het begint al goed van Dillhausen, via Probach naar Mengerskirchen. Rechts en weer links richting Rennerod, dan verder door het Westerwald, via Hachenburg, Wissen, Windeck etcetera naar het noorden om uiteindelijk bij Gummersbach op de A4 uit te komen.
Hier kies ik ervoor om via Keulen de A3 naar boven te nemen, om er alweer bij Oberhausen af te gaan zodat ik via de Rijn van Kamp Lintfort naar Xanten kan rijden.
 
De polder in

 
Het is ongelooflijk maar waar. Als je bij Duisburg de A42 naar Kamp-Lintfort neemt en je neemt de eerste afslag nadat je de Rijn bent gepasseerd, dan kom je in een stukje natuur terecht, met boerderijtjes, velden en vlak land. Als je dan van Baerl via Orsoy naar Rheinberg rijdt, heb je geen idee dat het Ruhrgebied met al haar industrie op nog geen 10 minuten rijden hier vandaan is.


Nog even en dan . .

Op weg van Rheinberg naar Xanten doe ik iets berekenends. Het is nu 13.00 uur. Als ik doorrij ben ik over een uur thuis. Maar, dan hebben vrouw en kinderen, waar ik inmiddels wel naar verlang om te zien en te voelen, al gegeten en val ik van de graat. Dus ik stop bij een Imbiss en nuttig nogmaals een Gyros, omdat het zo lekker is. Voor me stopt een Fiat Barchetta, zo’n klein cabrio sportwagentje. Een gele. Dan nog één, een rode. En dan nog één en nog één. Het wordt een complete opstopping van cabriootjes. Veel bekijks, en dat aan de overkant van het terras waar ik zit.

Maar dan is het op, over, klaar, uit, finito.

Met de laatste frietjes nog op mijn bordje denk ik “Oké. Nu is het goed geweest.” En via de dijk bij Grieth, langs Kernwasser Wunderland, over de hangbrug bij Emmerich rij ik naar huis. Toch kan ik het niet laten. In plaats van 10 kilomter A12 rij ik het laatste stuk over de dijk van Tolkamer naar Herwen naar Pannerden naar Duiven.
 
Thuis
Als ik de straat in rij waar ik woon, komen mijn kinderen en vrouw het huis al uit.
Aan de deur van de garage hangt een groot spandoek “Welkom Thuis” waaruit blijkt dat ze me gemist hebben. Dat maakt het gevoel thuis te komen tweemaal leuker.

  
Epiloog
Ik ben een beetje moe maar erg gelukkig. In de tuin, met korte broek en t-shirt aan en een dampend motorpak in de garage, begin ik te vertellen hoe het was om eindelijk eens een dikke week lang te kunnen sturen over de wegen waar ik jaren van heb gedroomd: mijn Alpentoer 2003, 4723 kilometer waarvan 90% bochten.
 

<Terug naar Het Begin>